Numbers 17

1Toen sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 2Spreek tot de kinderen Israëls, en neem van hen voor elk vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf.
 neem van hen Hebreeuws, neemt van bij hen staf, staf, naar een huis des vaders, enz.
,
 oversten, Zie boven, Num 2.
3Doch Aärons naam zult gij schrijven op den staf van Levi; want een staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen.
 hoofd van het huis Dat is, voor elk hoofd, voor elken vorst, of overste van het vaderlijk huis. De zin is: ofschoon Ik wel den stam van Levi onderscheiden of gedeeld heb in tweeën, te weten de priesterlijke linie van Aäron en de Levieten, zo zullen zij nochtans in dezen samen gerekend worden onder één hoofd, namelijk Aäron.
4En gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst, voor de getuigenis, waarheen Ik met ulieden samenkomen zal.
 getuigenis, Dat is, voor de ark des verbonds, waarin de tafelen des verbonds lagen, zijnde een getuigenis van Gods wil.
,
 met ulieden samenkomen zal Of, met, tot, of bij ulieden vergaderd zal worden, of samenkomen zal, om u te spreken van alles, wat gij den kinderen Israëls zult hebben aan te dienen, waarvan de tent der samenkomst voornamelijk den naam heeft. Zie Exo 25:22.
5En het zal geschieden, dat de staf des mans, welke Ik zal verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen van de kinderen Israëls tegen Mij, welke zij tegen ulieden murmureerden.
 verkoren hebben, Tot het priesterambt.
,
 bloeien; Of, uitspruiten, uitbotten, uitschieten, en zo vs.8.
,
 tegen Mij, Hebreeuws, van over, of tegen mij; of, van mijj stillen, of doen ophouden; dat is, afwenden en stillen, gelijk zulke woorden in de Hebreeuwse taal meer zijn, waaronder twee woorden moeten worden verstaan. Zie Gen 12:15. De zin is: Ik zal maken dat zij afhouden van tegen Mij en meteen tegen u te murmureren, omdat zij, tegen u murmurerende, inderdaad tegen Mij murmureren. Zie onder, vs.10.
,
 ulieden murmureerden Mozes en Aäron.
6Mozes dan sprak tot de kinderen Israëls, en al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste een staf, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; Aärons staf was ook onder hun staven.
 een staf, Hebreeuws, voor een overste, of vorst, een staf voor een overste een
,
 onder hun staven Hebreeuws, in het midden van hun staven.
7En Mozes leide deze staven weg, voor het aangezicht des Heeren, in de tent der getuigenis.
 aangezicht des HEEREN, Zie boven, vs.4.
8Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging; en ziet, Aärons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort, en bloesemde bloesem, en droeg amandelen.
 droeg amandelen Anders, rijpe amandelen; dat is, droeg amandelen, die aan het rijpen waren, of, allengskens meer en meer rijpende.
9Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht des Heeren, tot al de kinderen Israëls; en zij zagen het, en namen elk zijn staf.
 uit, Dat is, uit het allerheiligste, waar zij voor de ark gelegen hadden.
10Toen zeide de Heere tot Mozes: Breng de staf van Aäron weder voor de getuigenis, in bewaring, tot een teken voor de wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen Mij, dat zij niet sterven.
 wederspannige kinderen; Hebreeuws, kinderen der wederspannigheid
,
 einde maken Hebreeuws, hun murmureringen eindigen, van Mij, of van tegen, over Mij; dat is, eindigen en van Mij afwenden, doen ophouden, maken dat zij niet meer tegen Mij murmureren. Zie boven, vs.5.
11En Mozes deed het; gelijk als de Heere hem geboden had, alzo deed hij. 12Toen spraken de kinderen Israëls tot Mozes, zeggende: Zie, wij geven den geest, wij vergaan, wij allen vergaan!
 geven den geest, Of, wij bezwijken, zieltogen, zielbraken; en zo in vs.13. Aldus spreken zij uit groten schrik en verbaasdheid, bezorgd zijnde dat het hun allen gaan mocht als het rot van Korach; daar de HEERE hen ter contrarie met dit middel voor het verderf waarschuwde, tonende zijn barmhartigheid en zijne lankmoedigheid. Zie vs.5, 10.
13Al wie enigszins nadert tot den tabernakel des Heeren, zal sterven; zullen wij dan den geest gevende verdaan worden?
 enigszins nadert Hebreeuws, die nadert, die nadert
,
 zullen wij dan den geest gevende verdaan worden? Anders, zullen wij dan ganselijk, geheellijk, ten enenmale, of, allen tezamen ondergaan? of hebben zij geëindigd met ondergaan? Dat is, zal er dan geen einde zijn met ondergaan?
Copyright information for DutSVVA